Tour du Ciel

De klassieke Haute Route die Chamonix en Zermatt verbindt is wellicht de bekendste skihoogtoer. Haar populariteit zorgt in het voorjaar voor heel wat drukte op  gletsjers en hutten in zuidelijk Wallis. Mede om deze reden opteerde Peter om voor de BPA-stage een waardig alternatief voor te stellen: de Tour du Ciel.

Skihoogtoeren, wat is dat eigenlijk? Wel… het gaat om een doorgaande tocht, van berghut tot berghut, op de toerski’s, met volle bepakking. Vaak over vergletsjerd terrein waarbij enige kennis van alpinisme om de hoek komt kijken. Of liever een alternatieve
definitie? Vooruit: rondzeulen op ski’s met een te zware rugzak bij te weinig
zuurstof !

Gelukkig blijft de inspanning beperkt tot halve dagen. Door het risico – bij warmte – op natte sneeuwlawines en  zwakke gletsjerbruggen dient men tijdig in de volgende hut te zijn. Helaas duren halve dagen soms van 06.00 tot 14.00 h… en langer!

Op zondag 28 april ontmoeten 8 deelnemers uit diverse Vlaamse provincies en van verschillende KBF-clubs elkaar in Herbriggen. Peter is al aanwezig. De volgende
ochtend voegt ook Heli (Bergführer) zich bij de groep. Het blijkt een bont gezelschap, tussen 25 en 52 jaar oud, met verschillende achtergronden, maar met een gedeelde passie: de bergsport.

Maandag trekken we met de lift naar de Schwarzsee aan de voet van de Matterhorn. Het Toblerone-origineel zit aanvankelijk nog goed ingepakt.  Slechts geleidelijk onthult hij zijn vormen. Zijn minder illustere buur, de Dent d’Hérens, toont wel onmiddellijk zijn indrukwekkende noordwand. Naarmate we hoger klimmen richting Schönbielhut is ook de Matterhorn in volle glorie te bewonderen .

Dieter komt op de harde slotklim naar de hut tot de vaststelling dat hij het stappen met een splitboard onderschat heeft. Na overleg met de leiding zal hij de volgende dag de groep verlaten. Hier is een veilige en makkelijke retour naar Zermatt nog mogelijk.

De Schönbielhut blijkt erg “rustiek” te zijn.  De hut moet het hebben van de mooie ligging met zicht op Monte Rosa, Matterhorn en Dent d’Hérens.

De volgende ochtend zijn we vroeg uit de veren.  Bij de eerste zonnestralen op de Matterhorn, skiën we weg van de Schönbielhut, gevolgd door onze lange schaduwen. Aan de voet van de Hohwanggletsjer vellen we aan.  Hier begint  de klim naar en naast de séraczone.

In de harde sneeuw en op de steile helling kan iedereen tonen hoe goed hij de “Spitzenkehre-techniek” onder de knie heeft. Pieter komt tot de vaststelling dat dit een basisvereiste is voor het skihoogtoeren.

Peter spoort Helmut aan om  met een aantal deelnemers vooruit te gaan. Zo zit de top van de Mont Durand er wellicht nog in. Zelf neemt hij de anderen mee naar de Col Durand.  Na de beklimming van col of top  skiet iedereen over de Glacier Durand naar beneden.

Voor Pieter gaat dit niet zo vlot. Peter neemt zijn rugzak over. Het skiën met twee zware rugzakken gaat lang goed. Elk foutje wordt echter genadeloos afgestraft.  Onze “Tourenführer” komt ongelukkig ten val en bezeert(*)  hierbij linkerknie en rechterkuit. Aangekomen bij de Cabane du Grand Mountet blijkt hij nog nauwelijks te kunnen stappen.

De Cabane is prachtig gelegen aan de voet van de Zinalrothorn en Obergabelhorn.
De hut biedt een fenomenaal uitzicht op o.a. Dent Blanche en Grand Cornier. Het weer is schitterend. Toch lijken donkere wolken zich samen te pakken boven onze groep. De gardienne van de hut biedt Peter aan om de helikopter te bellen. Maar Peter is van het type dat niet zo snel de handdoek werpt. Hij wil een nachtje wachten.  Kijken hoe het morgen gaat.

De derde dag vormt normaal de koninginnenetappe van de Tour du Ciel. Maar het dreigt de Tour de l’Enfer te worden. Allerlei plannen worden gesmeed:  helikopterredding, allemaal naar Zinal, de groep splitsen,…?

Peter wil de beslissing laten afhangen van zijn eerste bochten van de dag. Met een stevig ingepakte knie verlopen die vrij goed. We beginnen aan de klim naar de top van de Blanc de Moming. De skischoen blijkt ook aan de kuit voldoende stabiliteit te bieden.  Aan de top van de Glacier du Besso binden we de ski’s op de rugzak. Over de graat klauteren we tot op de top.

Een geweldig uitzicht, niet alleen op talloze 4000-ers, maar ook op de graat naar de Zinalrothorn. Meteen wordt duidelijk waarom deze graat de bijnaam “le rasoir(het scheermes) heeft. Na deze inspanning volgt de afdaling van de Glacier du Moming.

Aanvankelijk ligt de sneeuw er prima bij. Mooie curves worden in het wit getekend. Hoe verder we afdalen, hoe meer de sneeuw zich ontwikkelt tot Bruchharsch (karton).
De moeilijkste sneeuwsoort om te skiën.  Vrijwel iedereen verdiept zich  in de discipline
van het “diepsneeuwduiken”.

Voor sommigen is het fijn dat  de vellen terug op de ski’s mogen. We  klimmen langs de Cabane d’Arpitettaz  tot boven  de Col de Milon.  Daar dienen de ski’s weer op
de rug om over en langs de rotsen te klimmen.

In de col  ontmoeten we Anne, de gardienne van de Cabane de Tracuit. Ze heet ons al welkom in haar hut… maar eerst volgt nog een lastige afdaling  en een pittige klim! De Cabane de Tracuit vormt onze hoogste slaapplaats.

Die dag stijgen we 1.850 hoogtemeters om ons doel te bereiken. De zon staat hoog, het is warm, thee en water zijn op. De laatste loodjes wegen echt het zwaarst. De steile slotklim, afgerond met een klim langs kettingen tussen de rotsen, is er bijna te veel aan. Soms moet men diep gaan om hoog te komen!

De Tracuit staat aan de rand van een immens gletsjerplateau. De in 2013 vernieuwde hut – met enorme panoramische ramen –  is een pareltje van moderne architectuur.

’s Ochtends rest ons niet veel tijd om van het weidse  uitzicht te genieten. Een weersomslag staat voor de deur. Helmut wil onze klim naar het hoogste punt van de week niet bederven. Pieter neemt wat extra rust . Al de rest zet zich schrap om in rotvaart onze gids te volgen.

Minder dan 2,5 uur later staan we allen op de top van de Bishorn, 4.153 meter hoog. De blik reikt van Mont Blanc tot Finsteraarhorn en verder. De noordgraat van de Weisshorn start hier. Een mooie uitdaging voor geoefende alpinisten.

Lang kunnen we niet blijven. We dalen de vergletsjerde flank af. In de Cabane pikken we onze collega  op.  Na  een korte pauze zetten de we de afdaling naar de Turtmannhut in.

Weerom zo’n typische afdaling… waar je 250 hoogtemeter moet stijgen! In een doolhof van steile en minder steile couloirs zoeken Helmut en Peter de ideale weg. Iedereen komt er vlot door. Na de allerlaatste stijgingsmeters tot de hut  wacht een biertje, of een stuk taart, of beide.

Vrijdag is alweer de laatste dag van onze tocht.  De weergoden trekken nu definitief een ander gewaad aan: wolken en sneeuw i.p.v. zonneschijn.

We klimmen omhoog naar de steile Pipjilucke. Sneeuwvlokjes dwarrelen rondom ons. Pover zicht maakt het afdalen moeilijker. De zachte laag verse sneeuw zorgt er voor dat iedereen vlot aan de voet van het Jungtaljoch komt.

Het venijn zit nogmaals in de staart. Voor onze laatste hoogtemeters moeten we de ski’s nogmaals dragen. Het smalle Jungtaljoch is zo steil dat er nauwelijks plaats is voor iedereen. Eén voor één dalen we een stukje af om  de ski’s weer onder de voeten te fixeren.

We eindigen met een droom van een afdaling richting Jungu.  Na een korte voetmars in het groen  wacht ons een liftje dat ons veilig naar Sankt Niklaus brengt.

Met dank aan Peter, Helmut, Filip, Wim, Johan, Pieter, Stijn, Jerome en Dieter.

Lieven Van Braeckel

(*) Bij thuiskomst – na bezoek aan de dokter en kiné – luidt het verdict: spierscheur in de kuit en (licht) beschadigde pees en/of meniscus aan de knie.

Meer foto’s? : facebook